Hoe en waarom ik schrijf aflevering 4
Wat te doen met je karakter schets. Hoe vertaal je dat naar een scene?
Welke dingetjes ga ik in de scene gebruiken?
Gewoonten: Rolt met zijn schouders als zijn vleugels uitklappen, perst zijn kaken op elkaar, fluit, rolt met zijn ogen.
Ik weet dat Cade over het algemeen alleen is. Hij vermaakt zich alleen en soms met zijn gitaar. Cade is oorspronkelijk een beschermengel en het beschermen zit dus diep in hem geworteld. Zijn lievelingsboek is Catcher in the rye.
Scene 1 van mijn verhaal (woehoe sneek peak voor over 20 jaar 😉 )
Met mijn benen bungel ik over de rand van het gebouw, terwijl ik beneden me de gezichten van voorbij wandelende mensen afspeur. Op een vreemde manier zijn mensen intrigerend. Het bestuderen ervan, zorgt ervoor dat mijn hoofd gefocust is. Sommigen zouden het misschien stalken noemen, of bespioneren. Voor mij is het een manier om niet over mezelf na te denken of over het verleden.
Mensen hebben een simpel leven. Je zoekt iemand van wie je houdt, zorgt dat diegene ook van jou houdt, je voortplanten met diegene, samen oud worden en sterven.
Met hangende schouders slaak ik een diepe zucht. Ik niet. Ik loop inmiddels – wat is het? – twaalfhonderd jaar op deze ruimtebol rond. Elke dag dezelfde shit. Ik word niet eens ziek. God, ik zou een moord doen om een dag koorts te hebben. Dat zou nog eens wat anders zijn.
Onder me weerklinkt een hoop gekletter en ik richt mijn blik op de steeg onder me. Ik inhaleer diep. Een mensenmeisje. Haar hartslag racet alsof ze een gazelle is die achterna wordt gezeten. Een serie gerinkel volgt wanneer ze een aantal vuilnisemmers omver loopt. Dan struikelt ze over een vuilniszak omdat ze achterom keek. Soms zijn mensen echt dom. Languit belandt het meisje op het asfalt en er weerklinkt een luide kreun.
Met een ruk draai ik mijn hoofd terug naar de ingang van de steeg. Meer voetstappen. Snelle passen van drie mannen. Ondertussen probeert de jonge vrouw weer op te staan. Dit kon niet goed zijn. Het lijkt erop dat die mannen voor haar komen. Geen idee wat ze heeft gedaan om die apen achter zich aan te krijgen, maar drie tegen één lijkt me een beetje overdreven.Hou van iedereen, vertrouw er enkele, doe niemand pijn. Catcher in the rye.
Het is wel duidelijk dat die gasten niet komen voor een feestje. Een rilling glijdt door me heen, als één van hen opkijkt. Niet zozeer om het feit dat hij me ziet, maar om wat ik zie. Een donkere ziel. Verminkt, toegetakeld, wat maar één ding kan betekenen. Demonen.
Wat moeten demonen in hondsnaam met dat meisje? Wat heeft ze gedaan dat ze achterna gezeten wordt door zoiets duisters. Zoiets mismaakts?
Ik zet mijn hand op de rand en spring rechtop. Dan rol ik met mijn schouders, ontvouw de witte vleugels achter me en laat me van het dak vallen.
Een paar tellen later kom ik met een zachte plof op de grond terecht. Ik richt me op en zie dat de demonen me niet eens op hebben gemerkt. Sukkels. Met een nieuwe rol van mijn schouders trek ik mijn vleugels in en leg mijn hand op mijn seraf mes, waarvan het handvat uit mijn broeksband steekt. Op mijn tenen sluip ik dichterbij.
‘Nu is er geen uitweg meer, vuile trut!’ De linker spuwt het uit, met een boel consumptie overigens. Gadver.
Met samengeknepen ogen brom ik: ‘Oh, daar zou ik niet zo zeker van zijn.’
Met een draai waarvan de gemiddelde persoon een zware whiplash aan over houdt, draait het monster zich om en kantelt zijn hoofd. ‘En wie mag jij dan wel niet zijn?’
Mijn tong strijkt over mijn onderlip, raakt kort het ringetje in mijn mondhoek, maar ik zeg niets.
Zodra de demon een stap in mijn richting doet, sla ik mijn vingers strakker om mijn mes. Ik tel zijn stappen. Nog twee meter, nog één meter… Dat is dichtbij genoeg. In één snelle beweging trek ik het mes eruit, draai rond en haal het mes langs de buik van de demon. Het gevoel van het snijden door vlees, door de stugheid, went nooit. Een schreeuw bevestigd dat ik hem heb geraakt en wanneer ik recht ga staan, licht het lichaam op, alsof er een bliksemschicht doorheen snijdt. De ogen van de demon flikkeren van zwart naar blauw en vervolgens zakt het lichaam naar de grond. Een tel sluit ik mijn ogen, maar er is geen tijd om erbij stil te staan.
Voetstappen naderen snel. Mijn bovenlijf keer ik in de richting van mormel nummer twee. Het meisje zit strak tussen de armen van nummer drie. Ik klem mijn kaken op elkaar en spreid mijn benen.
Dit wordt een eitje. De blinde woede van de demon zorgt daar wel voor. Voor me houd ik mijn mes paraat en zodra hij dichtbij genoeg is, haal ik aan en duw het mes hard door het schouderblad. Opnieuw weerlicht het lichaam en flikkeren de ogen terug naar de originele groene kleur. Vervolgens zakt ook dit lichaam naar de grond.
Shit, shit. Waarom is geen van die mensen nog in leven?
Nummer drie is aan de beurt. Focus. Een zucht ontsnapt aan mijn keel. Nu de laatste nog. Met voorzichtige stappen loop ik op hem af.
Zijn ogen flitsen van de lichamen op de grond naar mij. ‘Wat ben…’ Zijn stem sterf weg zodra ik met mijn schouders rol. Met een klap gooit hij het meisje van zich af, die hard tegen de muur knalt en naar de grond zakt. Kut, kut, kut.
Als een opgejaagde antilope sprint de man door de steeg en ik volg zonder aarzelen. Het meisje moet even wachten. Gehijg weerklinkt in mijn oren, dat van hem en van mij. Nog maar een paar stappen ben ik van hem verwijderd en ik lanceer mezelf. Meteen hef ik mijn mes en boor het blad van het mes in de rug van de demon. De schicht glijdt door zijn lijf en vervolgens valt hij levenloos neer.
Met een plof kom ik naast hem neer, zak door mijn knie en leg mijn vuist op het asfalt. Shit. Er zit geen enkel teken van leven meer in. Shit, shit, shit. Bij elk woord in mijn hoofd knal ik mijn vuist tegen de grond.
Met een hoofdknik draai ik me om en snel naar de jonge vrouw die nog steeds op de grond ligt. Mijn vingers glijden langs haar pols. Haar bloed stroomt zwak en ik trek haar op schoot, hopend dat ze door mijn lichaamswarmte bij komt. Wat doe je anders? De politie bellen lijkt me geen verstandige keus. Hoe leg je drie levensloze lichamen uit zonder in de gevangenis te belanden?Mijn vingers strelen haar wangen en een lichte elektrische schok glijdt door mijn vingers. Ik frons. Vreemd. Ik herhaal de beweging en dezelfde tinteling trekt door mijn vingers. Erg vreemd. Het is te zwak voor een Engel, maar te sterk voor een mens. Het is uiterst merkwaardig te noemen.
Plots begint ze te draaien in mijn armen en langzaam opent ze haar ogen. Zodra ze beseft waar ze is, zet ze zich van me af. In minder dan een tel staat ze tegen de muur geperst en ze strekt haar hand naar me uit.
Met nog steeds gefronste wenkbrauwen kijk ik haar aan. ‘Gaat het?’
Haar ogen lichten zilver op.
Dan knal ik met geweld tegen de muur aan de overkant van haar. Kut, die had ik niet aan zien komen. Is ze nou telekinetisch?
Wil dat zeggen?
Nee. Het kan niet.
Ja, ik heb van ze gehoord, maar ik heb er nog nooit één gezien. In mijn complete twaalfhonderd jaar op aarde niet. Ze bestaan niet. Het zijn sprookjes. Alleen fabels toch?
‘Wat ben je en wat wil je van mij?’ sist ze.
Verdedigend hou ik mijn handen voor me. Het is wel duidelijk dat ze mijn vleugels niet heeft gezien. ‘Niets. Het enige dat ik wil, is je beschermen tegen die demonen.’ Ik knik naar de levenloze lichamen in de steeg.
‘Je weet wat demonen zijn?’ Ze kantelt haar hoofd, bestudeert mijn gezicht.
Ik kan de grinnik niet onderdrukken en rol met mijn ogen. ‘Had ik ze kunnen doden als ik het niet geweten had?’
Dit was wat ik ermee heb gedaan.
Natuurlijk is er nog meer. Ongeëditte shit waar ik ooit nog wat mee wil gaan doen. Voor nu is het een project dat op de plank staat.
Maar natuurlijk mag je je mening geven en ben ik zoals altijd benieuwd 😉